Jan
en Ria Schennink rommelen wat in de historie van
RK Harmonie Caecilia Gendt. Foto’s roepen
herinneringen op. Over Kersenfeesten, hofkapel
de Vette Kluut en veul Gendtenaren. Aan de
huiskamertafel is het mijmeren over nostalgische
Gendtse tijden, de harmonie van toen en heden.
“Ja, dat doet Jan zeker wat”, zegt Ria. De
hoofdpersoon houdt zich nog rustig.
Jan is gehuldigd voor zijn 70-jarig
lidmaatschap. De vergulde speld van de
Koninklijke Nederlandse Muziek Organisatie (KNMO)
ligt in een doosje geborgen, samen met overige
bondsspelden. Met zijn oorkondes kun je
kwartetten.
De 85-jarige jubilaris heeft zijn bassaxofoon al
een poosje geleden zonder pijn overgedragen aan
Cor van de Brand. Zijn trots over Caecilia zit
stevig in zijn ziel. Oude verhalen rollen in
smakelijk dialect over tafel. Zien muleke heeft
niks ingeboet.
Wars van jaartallen komt zijn rijke
durpsgeschiedenis van de harmonie in beeld.
Jan Schennink is een man die gehecht is aan oude
tijden maar geen afkeer heeft aan vernieuwingen.
Eerst is er ruimte voor zijn historie. Daarna
zijn visie over de toekomst van Caecilia.
q |
“Mien
bruur zat toen bij de
schutterij”, zegt de
harmoniesenior zonder schaamte. |
Grote ding
De familie van Gendtse Schenninkjes is
nauw verbonden aan de harmonie. Thé
Schennink uut de Kommerdiek was in 1936
één van de oprichters. “Mien bruur zat
toen bij de schutterij”, zegt de
harmoniesenior zonder schaamte. Caecilia
stelde kort voor de oorlog muzikaal
weinig voor. Un bietje over de weg
trekken, kwalificeerde Jan de
oprichterstijd van zijn broer. “Naor de
oorlog was ok nog een moeilijke tied. De
ouwe instrumenten waren verdwenen of
hartstikke verroes.” Met het bestuur van
burgemeester Jo van der Meulen en andere
notabelen konden nieuwe instrumenten
aangeschaft worden. Toen Jan in 1952 lid
werd kreeg hij een klarinet. Zoals het
vroeger ging, werden nieuwelingen
opgeleid door eigen muzikanten. ”Mien
leermeister was Thé Teunissen.”
Sousafoon
De liep ander dan verwacht, begint Jan.
Het oudste lid Bart Rensen blies de
sousafoon. “Je wit wel dat zwaore grote
ding.” Jan gaat er voor zitten. “Bartje
strukelde bij het marcheren en viel uut.
Gerrit Bekhuus kwam bij mien of ik de
bas wilde speule. En zei meteen ja.”
Jantje ging op muziekles bij Frans de
Beijer.
q |
“Binnen een
mum van tied liep ik dertig
meter achter het orkest aon.” |
Maar
ook dat avontuur liep stuk. Caecilia
bracht toen veel serenades. Dit keer bij
het huis van bestuurslid Gerus
Cornelissen ien Hulleze. “En nauw kum
het. Mo’j veurstelle, met een harde
tegewiend over de diek naor Gerus. Ik
kon de ploeg met dat zwaore ding op mien
schouwers nie bijhouwe. Binnen een mum
van tied liep ik dertig meter achter het
orkest aon.”
|
Hij kreeg van de
dirigent het advies een baritonsaxofoon te
spelen. Mooi, maar er was geen geld. Hier legde
hij de basis van het ‘schooien’ voor de
vereniging, zoals Jan het zelf betitelt. Zijn
vrolijke bespraaktheid was zijn handelsmerk.
Niks mailen, bellen of appen, maar persoonlijk
op het doel af gaan. Door gesprekken aan de
keukentafel werden de financiële problemen op
tafel gelegd. . Vier kostuums zijn er in al die
jaren bij elkaar gesprokkeld. Ook de aanschaf
voor zijn saxofoon was voor de harmonie
haalbaar.
Het geschooj bij de juiste mensen heeft veel
opgeleverd. Jan was dirigent van hofkapel de
Vette Kluut en deed tijdens carnavalsavonden
goeie zaken. “Ik wis bij de heren van de Raad
van Elf de financiële middelen voor een nieuwe
baritonsaxofoon bij mekaor te schooien. ”
Jan Schennink noemt zichzelf een persoon die
niet persé op de voorgrond hoeft te staan. Toch
gebeurde het vaak bij veel opstootjes van de
harmonie. En natuurlijk bij het organiseren van
de Kersenfeesten. De opening was het hoogtepunt
van creativiteit schemert door zijn betoog.
“Waar lol in zat had ik wel oren naar.” Nu
draait het bij een organiserende vereniging veel
meer om financieel zoveel mogelijk over te
houden, verzucht Jan.
Hij kwalificeert zich als een middelmatige
muzikant. Hetzelfde geldt als dirigent van De
Vette Kluut. “Het enige wat ik dé was erveur te
zurge dat de muzikanten samen begonnen en samen
eindigde.” Als saxofonist heeft hij tot het
einde thuis gerepeteerd. Tot het echtpaar
verhuisde van de Kommerdijk naar een appartement
in Anna’s Hof. om het gevaar dat de buren zich
aan zijn basgetoeter zouden kunnen storen is hij
gestopt met muziek maken.
Deel 2
de jubilaris gaat ogenschijnlijk met een lach
door het leven. Zijn mond roeren gaat hem nog
steeds goed af, ook als het nodig is om zonder
omhaal de alarmbel te luiden. De harmonie heeft
nog steeds een bijzonder plek, maar kijkend naar
de toekomst van St. Caecilia maakt hij zich
zorgen. Het ledental zakt en er is noodgedwongen
geen marcherende harmonie meer op straat. Dat
doet hem stilletjes pijn.
|
Hofkapel De Vette Kluut |
Wat Harmonie
St. Caecilia Gendt volgens het erelid en drager
van de Zilveren Kers nodig heeft is een bestuur
met niet musicerende leden. Muzikanten kunnen
zich bezighouden met muziek maken en
bestuursleden met bestuurszaken de organisatie
en de centen. Jan Schennink kijkt terug naar de
periode van het 50 jarig bestaan. Jan werd
‘weer’ benaderd om bestuursleden te zoeken. “En
dat was me toen wjèr gelukt” Met genoegen werden
namen genoemd als Piet van Dors, Henk de Jong,
Mieke Bles, Theo Berns en Harry Scholten.
|
Henk de Jong |
De foto’s,
oorkondes en speldjes worden door Ria van tafel
geruimd. De Koninklijke onderscheiding is niet
getoond. “Die doe ik alleen op als op koningsdag
vur het gemeintehuus mag staon. De mȏiste
onderscheiding blief eigenlijk de Zilveren Kers.
Un Gèndtse onderscheiding, dor bun ik trots op.”
|